Introductie: Als een Linux-gebruiker is het beheersen van de commandoregel een essentiële vaardigheid. Met de juiste set Linux-commando’s kun je je productiviteit verbeteren, systeembeheertaken automatiseren en diepgaande controle over je besturingssysteem krijgen. In dit artikel presenteer ik de essentiële 50 Linux-commando’s die elke gebruiker zou moeten kennen. Of je nu een beginnende Linux-gebruiker bent of al wat ervaring hebt, deze commando’s zullen je helpen om efficiënter te werken en het meeste uit je Linux-ervaring te halen.
- ls: Het “ls” commando wordt gebruikt om de inhoud van een directory weer te geven. Met verschillende opties kun je de lijst aanpassen om meer informatie weer te geven, zoals bestandsgroottes en permissies.
- cd: Met “cd” kun je van de ene naar de andere directory navigeren. Bijvoorbeeld, “cd /home” brengt je naar de “/home” directory.
- mkdir: Het “mkdir” commando creëert een nieuwe directory. Gebruik bijvoorbeeld “mkdir mydirectory” om een directory met de naam “mydirectory” aan te maken.
- rm: Met “rm” kun je bestanden en directories verwijderen. Wees voorzichtig bij het gebruik van dit commando, omdat het permanent verwijdert zonder bevestiging.
- cp: Het “cp” commando wordt gebruikt om bestanden en directories te kopiëren. Bijvoorbeeld, “cp file1.txt file2.txt” kopieert “file1.txt” naar “file2.txt”.
- mv: Met “mv” kun je bestanden en directories verplaatsen of hernoemen. Gebruik bijvoorbeeld “mv file1.txt /newlocation” om “file1.txt” naar “/newlocation” te verplaatsen.
- cat: Het “cat” commando wordt gebruikt om de inhoud van een bestand op het scherm weer te geven. Bijvoorbeeld, “cat file.txt” toont de inhoud van “file.txt”.
- grep: Met “grep” kun je tekst doorzoeken op basis van een bepaald patroon. Bijvoorbeeld, “grep ‘keyword’ file.txt” geeft regels weer die het woord ‘keyword’ bevatten in “file.txt”.
- chmod: Het “chmod” commando wordt gebruikt om permissies van bestanden en directories te wijzigen. Je kunt toegangsrechten instellen voor eigenaar, groep en anderen.
- chown: Met “chown” kun je de eigenaar van een bestand of directory wijzigen. Bijvoorbeeld, “chown user1 file.txt” wijzigt de eigenaar van “file.txt” naar “user1”.
- ps: Het “ps” commando toont actieve processen op het systeem. Met opties kun je gedetailleerdere informatie krijgen, zoals het tonen van alle processen of sorteren op geheugengebruik.
- top: Met “top” kun je realtime systeeminformatie bekijken, inclusief actieve processen, geheugengebruik en CPU-gebruik.
- du: Het “du” commando geeft de schijfruimte-informatie weer van bestanden en directories. Bijvoorbeeld, “du -sh directory” geeft de grootte van “directory” in een leesbare indeling.
- df: Met “df” kun je informatie bekijken over bestandssystemen, zoals schijfruimte, beschikbare ruimte en mountpunten.
- wget: Het “wget” commando wordt gebruikt om bestanden te downloaden vanaf het internet. Bijvoorbeeld, “wget https://example.com/file.txt” downloadt “file.txt” van de gegeven URL.
- ssh: Met “ssh” kun je op afstand verbinding maken met een ander systeem. Gebruik bijvoorbeeld “ssh user@host” om verbinding te maken met een andere machine met behulp van SSH.
- tar: Het “tar” commando wordt gebruikt om bestanden en directories samen te voegen in een enkel archiefbestand. Bijvoorbeeld, “tar -czvf archive.tar.gz directory” creëert een gecomprimeerd archief van “directory”.
- unzip: Met “unzip” kun je gecomprimeerde zip-bestanden uitpakken. Bijvoorbeeld, “unzip archive.zip” pakt het zip-bestand uit.
- find: Het “find” commando zoekt naar bestanden en directories op basis van verschillende criteria, zoals naam, grootte of permissies.
- man: Met “man” kun je de handleiding van een commando bekijken. Bijvoorbeeld, “man ls” toont de handleiding voor het “ls” commando.
- ifconfig: Het “ifconfig” commando geeft informatie weer over netwerkinterfaces, zoals IP-adressen en MAC-adressen.
- ping: Met “ping” kun je controleren of een netwerkhost bereikbaar is. Bijvoorbeeld, “ping example.com” stuurt ICMP-pakketten naar het opgegeven domein.
- nslookup: Het “nslookup” commando wordt gebruikt om DNS-informatie op te vragen voor een bepaald domein. Bijvoorbeeld, “nslookup example.com” toont het IP-adres van “example.com”.
- ssh-keygen: Met “ssh-keygen” kun je SSH-sleutelparen genereren voor authenticatie. Dit wordt vaak gebruikt voor beveiligde toegang tot servers.
- crontab: Met “crontab” kun je geautomatiseerde taken instellen die op regelmatige tijdstippen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld, “crontab -e” opent de cron-tabel voor bewerking.
- grep: Het “grep” commando doorzoekt bestanden op basis van een patroon en toont overeenkomende regels. Het is handig voor het filteren van output of het zoeken naar specifieke informatie.
- sed: Het “sed” commando wordt gebruikt voor tekstmanipulatie en zoek-en-vervangbewerkingen in bestanden. Bijvoorbeeld, “sed ‘s/oud/nieuw/g’ file.txt” vervangt alle voorkomens van “oud” door “nieuw” in “file.txt”.
- awk: Het “awk” commando is een krachtige taal voor het verwerken en rapporteren van gegevens. Het wordt vaak gebruikt om tekstbestanden te doorzoeken en te manipuleren op basis van specifieke patronen.
- ln: Het “ln” commando maakt links naar bestanden of directories. Met “ln -s” kun je symbolische links maken die verwijzen naar een bestand of directory.
- history: Het “history” commando toont de lijst met eerdere commando’s die je hebt uitgevoerd. Dit is handig om eerdere opdrachten te bekijken en opnieuw uit te voeren.
- su: Met “su” kun je overschakelen naar een andere gebruiker, meestal de root-gebruiker, om taken uit te voeren die verhoogde privileges vereisen.
- sudo: Het “sudo” commando wordt gebruikt om een opdracht uit te voeren met verhoogde rechten. Hiermee kun je taken uitvoeren die normaal gesproken root-toegang vereisen, zonder permanent in te loggen als root.
- apt-get: Het “apt-get” commando is specifiek voor Debian-gebaseerde Linux-distributies en wordt gebruikt om softwarepakketten te beheren. Met “apt-get install” kun je pakketten installeren en met “apt-get update” kun je de pakketinformatie bijwerken.
- yum: Het “yum” commando is specifiek voor op RPM gebaseerde Linux-distributies, zoals Fedora en CentOS. Het wordt gebruikt voor het beheren van softwarepakketten, vergelijkbaar met “apt-get”.
- systemctl: Het “systemctl” commando wordt gebruikt om systeemdiensten te beheren. Je kunt diensten starten, stoppen, herstarten en de status controleren met dit commando.
- sshfs: Met “sshfs” kun je een extern bestandssysteem mounten via SSH. Hiermee kun je bestanden en mappen op een externe machine benaderen alsof ze lokaal zijn.
- tar: Het “tar” commando wordt gebruikt voor het maken, uitpakken en manipuleren van gecomprimeerde archiefbestanden. Met verschillende opties kun je verschillende acties uitvoeren, zoals het comprimeren van bestanden of het uitpakken van een archief.
- rsync: Het “rsync” commando wordt gebruikt voor het synchroniseren en kopiëren van bestanden tussen verschillende locaties. Het kan worden gebruikt om efficiënte back-ups te maken of bestanden tussen servers te synchroniseren.
- nc: Het “nc” commando, ook bekend als “netcat”, biedt mogelijkheden voor netwerkcommunicatie. Het kan worden gebruikt voor het testen van poorten, het verzenden en ontvangen van bestanden, en het maken van netwerkverbindingen.
- scp: Met “scp” kun je bestanden veilig kopiëren tussen lokale en externe machines via SSH. Bijvoorbeeld, “scp file.txt user@host:/path” kopieert “file.txt” naar “/path” op de externe machine.
- locate: Het “locate” commando zoekt snel naar bestanden op basis van een database met bestandsinformatie. Het is handig om snel bestanden te vinden zonder het hele bestandssysteem te doorzoeken.
- which: Met “which” kun je het pad van een uitvoerbaar bestand vinden. Bijvoorbeeld, “which python” geeft het pad van het Python-uitvoerbare bestand weer.
- uname: Het “uname” commando geeft informatie weer over het systeem, zoals de kernelversie, het besturingssysteem en de machine.
- wget: Met “wget” kun je bestanden downloaden vanaf het internet via HTTP, HTTPS of FTP.
- curl: Het “curl” commando is een krachtige tool voor het verzenden en ontvangen van gegevens via URL’s. Het ondersteunt verschillende protocollen en kan worden gebruikt voor het testen van API’s en het downloaden van bestanden.
- htop: De “htop” commando biedt een interactieve weergave van systeembronnen, zoals CPU-gebruik, geheugengebruik en actieve processen. Het is een handig hulpmiddel voor systeemmonitoring.
- lsof: Met “lsof” kun je open bestanden en processen op het systeem weergeven. Het kan nuttig zijn bij het oplossen van problemen met betrekking tot het gebruik van bestanden en poorten.
- nmap: Het “nmap” commando wordt gebruikt voor netwerkverkenning en beveiligingsscans. Hiermee kun je informatie verzamelen over netwerkhosts, open poorten en services.
- iptables: Het “iptables” commando is een krachtige tool voor het configureren van firewallregels op Linux-systemen. Hiermee kun je inkomend en uitgaand verkeer controleren en beveiligingsregels instellen.
- history: Het “history” commando geeft een lijst weer van eerdere opdrachten die zijn uitgevoerd door de huidige gebruiker. Dit kan handig zijn om eerder gebruikte commando’s opnieuw uit te voeren of te verwijderen uit de geschiedenis.
Conclusie: Deze lijst van 50 essentiële Linux-commando’s biedt een solide basis voor elke Linux-gebruiker, of je nu een beginner bent of al enige ervaring hebt. Door deze commando’s onder de knie te krijgen, kun je efficiënter werken, systeemtaken automatiseren en diepgaande controle over je Linux-besturingssysteem verkrijgen. Verken en experimenteer met deze commando’s om je Linux-vaardigheden te verbeteren en het meeste uit je Linux-ervaring te halen.